Recensies


22-09-2016 - Recensie SynapZ

 

DE RAAKPUNTEN VAN KUNSTCOLLECTIEF SYNAPSZ

De kunstenaars van SynapsZ weten elke keer te verrassen met hun manifestaties. In korte tijd zijn ze garant gaan staan voor mentale ontdekkingstochten en sensitieve schranspartijen. Wie zijn deze energieke uitvoerders en wat hebben ze voor ogen? 

Door: Albert Hagenaars


Samenwerkingsverbanden van kunstenaars heb je al eeuwen in vele soorten en maten, variërend van de strikt gereglementeerde Sint-Lucasgilden tot de puristen van De Stijl en de voorvechters van vrije expressie van Cobra en, om dichter bij huis te blijven, van STOK in Den Bosch tot Arsis in Bergen op Zoom. Sinds kort is er SynapsZ, eveneens in Bergen. Wat beweegt Gerard Huisintveld, Hans Oerlemans, Aagje Pel, Fred de Ron en Richard de Weert, die zich hierin hebben verenigd?

HET SPOOR
In de zomer van 2015 deed dit kunstcollectief duchtig van zich spreken. De groep kristalliseerde echter al in 2014, zij het in een iets andere samenstelling dan de huidige kern. Aanleiding was een gemeenschappelijke expositie in het onder Bergen op Zoom gelegen kasteel Ravenhof. De titel luidde 'Het is het spoor dat je bijster maakt'. Die kun je op twee passende manieren verklaren. Uitgangspunt was een traditionele opzet met schilderijen en beelden maar al snel werd gestreefd naar een samenvallen van deze en andere disciplines middels o.a. performances, conceptual art en geluidseffecten. De afstand die beschouwen inhoudt werd ingeruild voor een directe aanval op de zintuigen van de bezoekers. Slenteren langs maakte plaats voor dwalen dóór, opgaan ín. De toon was gezet, de intrigerende naam alle eer aangedaan.

Deze wil namelijk een beginsel uitdragen. De betreffende website verwijst naar een synaps, het raakpunt tussen twee zenuwcellen of dat tussen een cel en een spiervezel, waar de overdracht plaatsvindt. Alleen, er is geen direct contact; de open ruimte wordt als het ware door een signaal overspróngen. In een mini-manifest zeggen de bewindvoerders dan ook dat ze willen aansturen en verbinden, niet alleen genoeg ruimte geven aan de eigen artistieke driften maar die ook doorgeven. Zoiets kan natuurlijk alleen maar goed gaan als de betrokkenen de juiste voorwaarden scheppen! Maar dát nu kun je ze niet bepaald ontzeggen.



 
Het buiten Ravenhof



ZIENTUIGEN
De groep vijftigers en zestigers, van wie de meesten elk op zich al tientallen jaren actief zijn, wist in augustus 2015 voor zes weken de hand te leggen op het Koetshuis. Dit gebouw maakt deel uit van het Markiezenhof en zal binnenkort het West-Brabants Archief huisvesten. Op drie niveaus, op de begane grond en in bovenruimtes maar ook in de enorme middeleeuwse kelder, presenteerden de leden van SynapsZ samen met gastcollega's een proeve van hun principes onder de toepasselijke noemer Zientuigen. De bezoeker werd meteen bij binnenkomst al geconfronteerd met een installatie, bekleed met geel en groen oplichtende printplaten. Het apparaat, ‘Mainframe’ getiteld, bracht amechtige klanken voort die mede door bewegingen van buiten konden worden bepaald. Menigeen stond al gauw met de armen te zwaaien. Was getekend: Peter Schudde (beeld) en Hans Timmermans (geluid), en de bezoeker uiteraard. ‘Mainframe’ was later ook nog te zien in het Stadio di Dominiziano in de Italiaanse hoofdstad, op de tentoonstelling Premio Arte Roma 2016.



 
Mainframe van Peter Schudde



Van heel andere aard waren dan weer de geïmproviseerde auditieve performances van duvelstoejager Gerard Huisintveld, die vaak op twee, drie plekken tegelijk leek te opereren. In de galmende akoestiek van de kelder, waar ook o.a. musicus Ruud de Kort actief was, gaf hij shows ten beste door met stangen de verweerde vloer en kolommen te kastijden, al wat maar op zijn pad kwam te slaan en te strelen en op densiteit te beproeven. Maar net zo makkelijk huppelde hij op het plein voor het Koetshuis rond als een onweerstaanbaar vrolijk vruchtbaarheidsgodje, net ontsprongen aan een schilderij van Jheronimus Bosch.



 
Video still van Gerard Huisintveld



Er was nog veel meer te ondergaan, teveel om te bespreken. De catalogus heeft het o.a. over een Jazztafette, een eigenzinnige wijnproeverij, mode, pop-up poëzie, een jamsession, theater, architectuurpresentaties, een verkenning van de nabije historische kruidentuin en lezingen.
Twee uitzonderingen echter. Zo verdient de bijdrage van Ellen Rijk het om te worden gememoreerd. Haar installatie, ‘Troostvloot’, bestaat uit houten boten die qua vorm ontleend zijn aan de spitsboog van de Gotiek. De kunstenares bedoelde ze als kapelletjes, rechtopstaand of liggend in het denkbeeldige water van de kelder, onder de formeel rijmende gewelven. Religieus geladen of niet, de holle sculpturen met afbeeldingen aan de binnenkant, sporen aan tot reflectie. Weliswaar betrof het geen nieuw werk want Rijk produceerde dit werk al in 2011, tijdens de Bosch-parade, een complete vloot van varende kunstwerken, maar verreweg de meeste bezoekers van Zientuigen zullen ‘Troostvloot’ voor het eerst hebben gezien.
En ook de foto's van de eveneens geïnviteerde Jacques Bakker moeten vermeld worden. Deze imponeerde in een alleen aan hem toegewezen ruimte met monumentale zelfportretten in zwart-wit vol symboliek. De werken werden versterkt door de indringend bonzende klanken van zijn eigen hartslag! Op één foto beeldde hij zich af als Jezus van Nazareth met de bloedkrans op z’n hoofd en een druipende doek om de schouders, op een andere zwaar geschminkt, met Japanse knot en een buigende haan in zijn greep. Het was toch al een goed jaar voor Bakker; hij mag zich, als tweede Nederlander, voortaan een Master Qualified European Photographer noemen.



 
De bijdrage van Jacques Bakker



Ondanks de geïsoleerde ligging (het erf achter de Hofstraat kun je moeilijk een 'triple A-location' noemen) en het feit dat het Koetshuis niet altijd exposities brengt, streek het publiek op de prikkelend bonte uitstalling neer als vlooien op een hoogpolig tapijt. De eindstreep werd gehaald met ruim 4000 geregistreerde bezoekers, een aantal in zo'n korte tijd waar menig kleiner museum jaloers op zal zijn. 


 


GEHEIM
Wat is het geheim van dit succes? Allereerst konden de exposanten de in Ravenhof opgedane groepservaringen aanscherpen. Nog duidelijker wisten ze nu wat ze wel en wat ze niet wilden en konden. De overtuigingskracht was daardoor een stuk groter. Fred de Ron, tot dusver vooral schilder, bracht dat helder naar voren. Hij legde uit hoe juist deze samenwerking resulteerde in een drang naar driedimensionaal werken, naar de behoefte ook om een confrontatie met de ruimte aan te gaan, "hetzij door het plaatsen van assemblages, hetzij door het toevoegen van context-vreemde elementen". De sculpturen van Hans Oerlemans daarentegen zijn meer intrinsiek gericht. Ze lijken, extra boeiend in juist dit bestek, de relatie met de wisselende omgeving eerder te ontwijken, te ontkennen. Dat werkt uiteraard averechts want hoe autonomer een kunstwerk is, hoe uitdagender de uitstraling en, onvermijdelijk, de aansporing tot een stellingname van de passant.

Als tweede punt waren de onophoudelijke veranderingen van groot belang, vaak per dag, alsook het inzetten van tientallen (!) collega's van buiten het collectief, soms ook van verre. De bezoeker die het gistende Koetshuis net als ondergetekende meermaals bezocht kreeg dan ook de gewaarwording dat het om telkens andere avonturen ging. Eén van die terugkerende gasten was Jan Slokkers, betrokken bij de programmering van Schouwburg De Maagd. Hij raakte ervan overtuigd dat SynapsZ een relevante bijdrage zou moeten leveren aan het naderende 25-jarige bestaan van het theater in de voormalige kerk.

Ten derde gaat het niet om aankomende kunstenaars, al kunnen die uiteraard ook danig uitpakken, maar om gepokt en gemazeld talent. De samengevoegde, beter gezegd de gemengde waarde overstijgt verre het belang van de optelsom van de vaardigheden van elk, hoe gerijpt ook. De bedoeling om het publiek te overrompelen met een ver doorgevoerde interactie slaagde volkomen. Een bijkomend voordeel van het grijs om de slapen van in elk geval de nucleus van het collectief was dat iedere deelnemer inmiddels een grote achterban heeft opgebouwd en die natuurlijk niet onbenut liet.

Ook gunstig was de vakantieperiode met aanvulling. Er kwamen veel bezoekers uit andere provincies en België. Een deel daarvan bestond uit toeristen. Daarnaast werd het onderwijs ingeschakeld. Ongetwijfeld was voor een aantal scholieren een tocht door het Koetshuis niet alleen één van de eerste activiteiten in hun nieuwe klas maar ook een kennismaking met moderne kunst. Het samenvallen met de landelijke opening van de Open Monumentendagen, ditmaal in Bergen, legde SynapsZ evenmin windeieren.

Ten vijfde kon de organisatie bogen op een professionele promotie en een vruchtbare samenwerking met diverse geledingen van de gemeente en het Markiezenhof en niet in het minst de sponsors. 


 
'Concert for lonely visitors' van Ruud de Kort.
Foto: © Siti Wahyuningsih




CONCEPT
Desgevraagd vertelden de deelnemers dat het concept van hun samenwerking valt of staat met o.a. een gezonde spanning 1) tussen het individueel werken en in groepsvorm, 2) tussen nieuwe en oude toegepaste materialen en 3) tussen de wereld van vrijheid en verbeelding enerzijds en de eisen van de optimaal effectief ingerichte maatschappij anderzijds.
Wat dat hergebruik betreft: met name Aagje Pel is al heel lang bezig met het manipuleren van patina. Ondanks het gebruik van verweerde, verroeste, vergroeide en verkleurde onderdelen lijkt haar werk van en voor alle tijden. Het getuigt van de taaiheid van bestaan lang nadat de oorspronkelijke functies van onderdelen teloor zijn gegaan. En Richard de Weert is niet te beroerd om met uit poldersloten opgeviste lappen landbouwplastic en de modernste bewerkingstechnieken fascinerende kleurstructuren op te roepen die eenzelfde diepte krijgen als middeleeuwse glas-in-loodvoorstellingen. Voor hem gaat het niet alleen om duurzaamheid, maar ook om al dan niet metafysische verheffing.

MUSIC OF THE SPHERES
De kunstenaars, naar eigen zeggen "geen drie musketiers maar vijf Don Quichotes", willen uiteraard niet werken in een hiërarchisch geordende organisatie, ze voelen zich het meest thuis in "een zelfregulerende chaos". Beter kun je ook het verrassende karakter van hun manifestaties waarschijnlijk niet omschrijven. Maar: verrassen is één, blijven verrassen is twee! Dat SynapsZ de succesvolle lijn wil doortrekken blijkt uit het verbond dat op instigatie van Jan Slokkers kon worden gesloten met het Residentie Orkest. Dit ensemble verzorgde samen met Wibi Soerjadi in september een optreden in schouwburg De Maagd. Op het programma stonden werken van Franse componisten als Berlioz, Saint-Saëns en Bizet, muziekmakers die ook het nodige wisten van mengen en roeren. En ontroeren!

Motto van deze opening van het theaterseizoen was Music of the Spheres. SynapsZ, ditmaal aangevuld door Els van Egeraat en Kees Warmoeskerken, vroeg enkele beeldregisseurs om vanuit zeven grote bollen, eerder gebruikt voor een project van laatstgenoemde, bewegende beelden op een doek achter het orkest te projecteren. De resultaten waren verbluffend. De muziek nam tijdens het concert de meest uiteenlopende kleuren aan en werd nu eens bedreigd door geometrische vormen, dan weer overspoeld door vlagen vagevuur. De enthousiaste reacties van het publiek en musici na afloop logen er dan ook niet om.

Steeds meer mensen zullen uitzien naar een nieuwe onderneming van SynapsZ. Hopelijk zullen ze dan de lat nogmaals hoger willen leggen of, eveneens passend, weer een heel ander avontuur van verbindingen aangaan!



 
Het Residentie Orkest tegen een projectie
van Richard de Weert




 
V.l.n.r.: Gerard Huisintveld, Fred de Ron,
Hans Oerlemans, Aagje Pel en Richard de Weert



www.synapsz.nl


 

Richard de Weert - Duoexpositie

 

RICHARD DE WEERT - DUOEXPOSITIE

Albert Hagenaars over de late debuutexpositie van Richard de Weert
Het moet een dilemma zijn, een met de nodige weerhaakjes. Ben je eindelijk zo ver dat je je beeldend werk wilt laten zien, tot stand gekomen in een tijdsbestek van bijna veertig jaar en verspreid over nogal wat disciplines, word je geconfronteerd met de vraag wat je dan zoal moet ophangen op die nog net niet dertig plaatsen die je ter beschikking staan. Kies je voor de breedte (je kunnen op het gebied van tekenen, schilderen, grafiek, fotografie en wat al niet) of voor de diepte (laat je zien waar je het verste in gekomen bent)?
Richard de Weert (1955, Bergen op Zoom) zag zich voor deze opgave gesteld. Samen met academiegenote Linda Lambrechts (1967, Berchem) die al een halve carrière in de wereld van de reclame en marketing achter de rug heeft, exposeerde hij in april 2012 bij de Vlaamse organisatie Tracé vzw in het voormalige treinstation van de Antwerpse voorstad Ekeren, een ruimte die sterk aan aantrekkingskracht heeft gewonnen dankzij een onlangs aangebrachte lichtkap. Hun eveneens gezamenlijk uitgebrachte catalogus bewijst, dat ze er goed aan hebben gedaan hun krachten te bundelen voor deze dubbele debuutexpositie. Er zijn namelijk meer overeenkomsten dan verschillen, een resultaat dat niet alleen gebaseerd zal zijn op hun selectie van getoonde werken maar zeker ook op hun keuze om een opleiding te volgen aan het MUDA (Multidisciplinair Atelier, een afdeling van de academie Sint-Lucas in Kapellen) dat, de naam zegt het al, de meest uiteenlopende disciplines aanbiedt. De Weert was daar vijf jaar actief. Beiden bestrijken het volledige gamma van figuratief tot abstract en van tonaal tot coloristisch en willen diverse technieken laten beoordelen, aan de hand van overwegend producten van bescheiden afmetingen, wat overigens beïnvloed kan zijn door de intieme maar tegelijk ook beperkende expositieruimte van het station.


 




De Weerts deel van de tentoonstelling werd opgedragen aan zijn vroegtijdig overleden broer Noud. Deze hoog begaafde man was niet alleen schrijver, dichter en vertaler (hij zette diverse talen naar het Nederlands over én omgekeerd!) maar ook een begiftigd schaker. Noud de Weert deed o.a. aan nationale kampioenschappen mee in België, het land waar hij zich vanwege de liefde vestigde. Hij was ook actief voor De Goudvink, een Antwerps uitgevershuis dat sinds 1972 geen boeken meer uitgaf en in 1982 officieel werd ontbonden. De mogelijkheid bestaat dat zijn nagelaten geschriften verloren gegaan zijn bij een opruiming in de woning van een andere broer in Amsterdam. Het is hoe dan ook nog steeds een raadsel voor zijn collega’s, vrienden en familie dat hij ondanks zijn werkdrift en talenten nooit een werk van zichzelf uit wilde geven. Zoiets fascineert nu eenmaal. Zou het een toeval wezen dat de openingsdatum van de tentoonstelling, te weten 14 april, overeenkwam met de sterfdag van Noud, ofwel Arnold zoals hij in Vlaanderen bekend stond?
Richard de Weert, opgegroeid in een gezin met vijf oudere broers die gretig allerlei populaire jongerenbladen lazen, begon als kind met tekeningen die geënt waren op de rijke, voornamelijk Franse en Vlaamse stripcultuur. De tekenaars van zijn helden, o.a. Dick Bos, Tom Poes en Ollie B., Blake & Mortimer en De Rode Ridder, waren zijn voorbeelden. En niet de minsten. Op de cartoons die hij ophing schemeren nog steeds perspectieven van o.a. Robert Crump, Edgar P. Jacobs, Hergé en Hans G. Kresse. Frappant is dat laatstgenoemde, hoewel De Weert dat tot voor kort nooit geweten heeft, niet alleen qua tekentrant vlakbij was maar ook fysiek, Kresse woonde namelijk lange tijd amper anderhalve kilometer verderop, in de Bergse wijk De Rode Schouw.
Met de cartoons, nu modest aandacht vragend op vier kolommen met elk vijf tekeningen, kon De Weert al vroeg een eigen, meteen herkenbaar idioom tonen. Tientallen jaren leverde hij tekeningen, die alle tinten van humor uitstralen, van ironie tot sarcasme en van licht vertekend tot absurdistisch, aan tal van bladen. In deze hoek zat voor hem dus niet meer de uitdaging. Gelukkig verloochende hij deze achtergrond, deze bakermat ook, niet.
Het meest in het oog springen enkele grotere werken en dit niet alleen vanwege hun omvang en strategische plaatsing. Daar is het in acryl uitgevoerde doek ‘Gestopt!!’, dat een deel van een volle asbak voorstelt. Het is realistisch weergegeven maar tegelijk ook met zo’n vaart neergeborsteld dat het plezier er van af spat. Als weelderige courtisanes lonken drie voortijdig uitgedrukte peuken, wel elk met een verschillend wit rookdeel, op hun kussens van as naar de beschouwer. Het is een geslaagde metafoor voor leven, lust en dood. Roken, toegeven aan de fysieke behoefte en de zintuiglijke roes, pleegt nu eenmaal een aanslag op de gezondheid. Hoe lekkerder, hoe langer ook het genot, hoe korter de levensverwachting. Daarnaast, ironie is nooit ver weg bij De Weert, hoe zeker is het dat de roker daadwerkelijk de kracht opbracht om ermee te kappen? Er staan tenslotte twee uitroeptekens achter de titel, net één te veel. In een situatie dat iemand het echt klaarspeelde definitief te stoppen, zou je toch eerder een asbak met alleen as verwachten of, psychologisch aantrekkelijk, slechts één peuk, die dan wel tot het mondstuk was opgerookt? Maar nee, er liggen er drie, elk geknakt en dus niet volledig genuttigd. Dat wijst eerder op de frustratie niet zomaar te kunnen ophouden. Je kunt de voorstelling ook verbinden met het ontstaansproces: juist het stoppen of willen stoppen met roken, met een bezigheid die met ziekte en dood geassocieerd moet worden, levert een kunstwerk op, een schildering die een langer leven ambieert dan dat van zijn maker. Het kan ook haast niet anders; iemand die met de dubbele bodems van cartoons en spotprenten is opgegroeid, die daar volledig van is doortrokken, moet wel naar meerduidigheden zoeken in werk dat daaruit voortgevloeid is.


 




Heel anders van opzet en techniek zijn twee afleveringen van de serie ‘Mens & Massa’ en wel de nummers IV en V. Het betreft digitale fotobewerkingen van monografiek, vastgelegd in diverse fases en daarna gedrukt op aluminium. Wellicht waren het aanvankelijk compositiestudies. Op deze expositie behoren ze evenwel tot de best geslaagde werken, zowel qua kleur als vorm. De naam geeft al een relatie aan tussen individu en groep en bij De Weert werd dat een spanningsveld dat direct de aandacht opzuigt. Nummer IV is mooier, esthetisch gesproken, en opener. Zo danst het meest rechtse personage zich zelfs uit het verband los, maar nummer V heeft door de grotere rol van de schaduwen en de meer gedrongen groepsvorming iets dreigends. Als het al z’n bedoeling was een contrast tussen beide uitwerkingen te geven, is De Weert hier wonderwel in geslaagd. Groter weergegeven zou vooral nummer V nog overtuigender overkomen.

 



 




En nog weer heel anders is ‘New Life V’, dat goed vergeleken kan worden met de nummers I t/m IV, die gezien de verschillende techniek voornamelijk hun titel gemeen hebben. Hier niets dat op bedachtzaamheid wijst, het uiteindelijke resultaat van een arbeidsproces. Integendeel, de bloemachtige vorm lijkt organisch tot stand gekomen, achteloos haast, ongezien, op zichzelf gericht. Het werkje, een tekening in gesmolten was met pigmentpoeder, is ook kleiner dan de eerder genoemde stukken. Toch weet het z’n bestaan in alle bescheidenheid kenbaar te maken. Hoe langer je kijkt, hoe meer er gebeurt: er is een geraffineerd spel te zien tussen tere, voorzichtige, zoekende vormen en harde, directe, en hetzelfde geldt voor de kleuren. Het getuigt van vakmanschap, én smaak, om zoveel schakeringen van uiteenlopende kleuren toch in één tonaal gareel te krijgen. Ik nam spontaan een bloem als vergelijking maar dat is niet nodig; de kwaliteiten van dit kleinood veranderen niet als je een figuratieve vertaling afwisselt met een abstracte. Het is zichzelf, onafhankelijk, ongenaakbaar in kwetsbaarheid.
 




Van ‘New Life V’ naar de monoprint ‘Kracht’ is, ongeacht hun beider verlegen formaat, een grote overgang. ‘Kracht’ stráált z’n naam als het ware al uit. In enkele grote vegende en rollende bewegingen met een organisch voorwerp drukt het een vorm uit die aan een menselijke houding doet denken, een houding van onverzettelijkheid: opgetrokken schouders, kop naar beneden, benen uit elkaar. Naar later bleek werd dit werk uitgevoerd met de helft van een doorgesneden rode kool, wat niet alleen de rode kleur (van inkt natuurlijk) verklaart maar ook de mogelijkheid biedt het resultaat van dichtbij te bekijken en te genieten van de nerven en bladvormen, die zo ondergeschikt lijken aan de hoofdlijnen maar die toch mede bepalen. ‘Kracht’ bewijst eens te meer dat De Weert overzicht kan houden, zich niet verliest in gepriegel maar ook niet toegeeft aan gemakzucht, al gauw uitgelokt door het Grote Gebaar. Toch zou ook ‘Kracht’ nog aan kracht winnen als het op een wandgroot formaat tot stand kwam. Lees in deze opmerking zeker een aansporing.

 



 

Over gepriegel gesproken. Daar denk je aan bij het zien van het in hoogdruk uitgevoerde ‘Good Luck’, dat jammer genoeg niet in de catalogus werd opgenomen. Het is een raadselachtige prent met een duel tussen kleurvelden en lijnen, tussen de kleuren pruisisch blauw en roestbruin maar, meer nog, tussen spiegeling en afwijking, tussen rechte lijnen en ronde, tussen orde en chaos. Het klopt en het klopt niet. Het is daarmee ook een eerbetoon aan het belang van de dissonant. Juist wat je aanvankelijk als gepriegel kunt benoemen, ontwikkelt zich bij het beschouwen als het onontbeerlijk handschrift dat je doet blijven kijken en vergelijken. Geen wonder dat ‘Good luck’ net als ‘Kracht’ al snel verkocht werd. Het zal waarschijnlijk nog meer dan de andere, toch al niet schaars met suggestie geladen, werkstukken van De Weert aanzetten tot de meest uiteenlopende associaties en, wie weet, verklaringen. Niet voor niets wordt het middelpunt op verschillende wijzen doorsneden, terwijl het daarbij alles verenigt. Daar komen de kleuren samen, en de golvende en rechte lijnen, en trekken vierkanten en driehoeken zich samen tot een ruit, hetgeen gemakkelijk aanzet tot meditatieve overwegingen. Alternatieve titels die zich spontaan bij mij aandienden waren o.a. ‘Eenheid in verscheidenheid’, ‘Strijd’ en ook ‘Inzicht’. Ik ben echter de eerste om toe te geven dat ‘Good luck’ veel beter is; hij stemt nog meer tot nadenken, hij is humoristisch als je open wil staan voor ironie maar hij kan ook nog geduid worden als een groet, een afscheidsgroet dan wel. Op dit laatste door associërend kun je dan tot de conclusie komen dat De Weert definitief afscheid van dit kunstwerk neemt en het succes wenst in het van de maker onafhankelijk geworden bestaan, of dat hij zich tot de eventuele nieuwe eigenaar wendt en die geluk wil wensen in de omgang met zijn aanwinst. Maar ook als De Weert zoiets helemaal niet bedoeld heeft, dan nog kunnen we er niet omheen dat ‘Good luck’ in hoge mate interactief is, om niet te zeggen hyperactief. Het spreekt meerdere talen, is vergeven van de contrasten en dat zijn nu eenmaal juist de kenmerken die erkend grote kunst vaak bezit. Of ‘Good luck’ grote kunst genoemd mag worden valt nog te bezien, daarvoor is veel meer tijd nodig, het patina van de reacties van volgende generaties, maar voor ondergetekende is het wel een hoogtepunt van deze verrassende uitstalling in Tracé.

 



Ook over andere geselecteerde werken, maar niet allemaal, valt veel boeiends te vertellen. Plaatsgebrek noopte echter tot het leggen van bovenstaande accenten.
Richard de Weert is met de meeste opgehangen producten geslaagd in z’n opzet, namelijk om eerstens verantwoording af te leggen over z’n tijd aan het MUDA en tweedens te laten zien waar de sterkste impulsen te onderscheiden zijn voor het vervolg. Ik zou zeggen dat hij in elk geval verder moet met de gemengde technieken. En een vervolg is nodig! De basis is breed en verankerd, nu moet hij daarop gaan bouwen, zich specialiseren dus ook. Veel tijd heeft hij niet meer maar bij leven en welzijn nog meer dan dubbel zoveel als zijn streekgenoot Vincent v.G., die in amper tien jaar een oeuvre schiep dat de wereld nog altijd in verrukking en verbazing bevangen houdt en dat terwijl de man in kwestie een heel wat zwaardere last had mee te torsen. De kans is uitermate klein dat een late beginner tot zo’n belangwekkend oeuvre weet te komen. Mijn punt is dan ook veeleer symbolisch bedoeld. Het moet voor De Weert, afgaande op o.a. de hierboven besproken werken, op de groei die in vele opgloeit, mogelijk zijn een eigen top te bereiken. Na deze expositie, die daarvoor gelukkig te weinig vrijblijvend is, kan hij niet anders meer, tenzij hij aan z’n eigen idealen meent te moeten verzaken. Dat mag niet gebeuren en deze korte bespreking hoopt daar een rol bij te spelen.



 

Eerder gepubliceerd in De Verborgen Hoek, juni 2012



Bron: Albert Hagenaars